Ernstige ongewenste voorvallen

Als zich een zogeheten ernstig ongewenst voorval voordoet bij een proefpersoon die deelneemt aan een medisch-wetenschappelijk onderzoek, dient dit geregistreerd en vaak ook gemeld te worden. Dit jaar rapporteert de CCMO voor de derde keer het aantal ernstige ongewenste voorvallen dat in het voorafgaande kalenderjaar (2018) is gemeld conform de eisen van de WMO en het daarvoor ontwikkelde toetsingskader. De Engelse term voor ernstige ongewenste voorvallen is serious adverse events, afgekort tot SAE’s.

Wat is een ernstig ongewenst voorval?

Er is sprake van een ernstig ongewenst voorval wanneer bij een deelnemer aan een wetenschappelijk onderzoek een aangeboren afwijking of misvorming optreedt, blijvende of significante invaliditeit of arbeidsongeschiktheid ontstaat, opname in een ziekenhuis of verlenging van de opname noodzakelijk is, er een levensgevaarlijke situatie optreedt of de proefpersoon overlijdt. Een voorval dat zich zou hebben kunnen ontwikkelen tot een ernstig ongewenst voorval, maar dat zich als gevolg van ingrijpen niet heeft verwezenlijkt, moet ook als ernstig ongewenst voorval worden gemeld.

Het is hierbij belangrijk om te weten dat het voorval geen verband hoeft te houden met het onderzoek. Een auto-ongeluk van iemand die aan een onderzoek meedoet, en die daarvoor in het ziekenhuis wordt opgenomen, wordt bijvoorbeeld ook als een ernstig ongewenst voorval geteld. De reden hiervoor is een zo breed mogelijk vangnet te hebben, zodat ook onvermoede verbanden worden gezien. Stel dat er in het geval van het voorbeeld veel auto-ongelukken optreden bij een bepaald middel, dan zou het kunnen dat het middel onverwacht slaperigheid veroorzaakt.

Registratie van ernstige ongewenste voorvallen

Het rapporteren van alle ernstige ongewenste voorvallen is dus bedoeld als breed vangnet om zo goed mogelijk vinger aan de pols te houden tijdens het onderzoek. Het effect hiervan is wel dat er heel veel meldingen zijn, waarvan de meeste niets met de behandeling of het onderzoek te maken hebben. Naast het genoemde voorbeeld gaat het veel vaker om medische of ziektegerelateerde gebeurtenissen. Te denken valt bijvoorbeeld aan een verlengde ziekenhuisopname vanwege een geïnfecteerd infuus of sterfte in een onderzoek met terminaal zieke patiënten. Ernstige ongewenste voorvallen die wél een verband hebben met de onderzochte behandeling, worden serious adverse reactions genoemd (ernstige bijwerkingen).

Omdat vaak niet onmiddellijk duidelijk is of een ernstige gebeurtenis ook wordt veroorzaakt door de onderzochte behandeling, moeten alle ernstige ongewenste voorvallen altijd worden geregistreerd door de uitvoerder/verrichter en vervolgens gemeld bij de oordelende commissie (METC of CCMO). In het onderzoeksprotocol kunnen specifieke uitzonderingen worden gemaakt, bijvoorbeeld voor een bepaalde medische gebeurtenis die op voorhand verwacht kan worden, zoals een ziekenhuisopname die noodzakelijk is voor de toediening van het onderzoeksgeneesmiddel. Deze uitzonderingen moeten van tevoren door de oordelende commissie worden goedgekeurd. Alle andere meldingen van ernstige ongewenste voorvallen worden bekeken door de oordelende commissie, die vervolgens bepaalt of het onderzoek door kan gaan of dat het onderzoek opgeschort of beëindigd moet worden.

Ernstige ongewenste voorvallen in 2018

In 2018 zijn 6.704 ernstige ongewenste voorvallen gemeld. Het betreft voorvallen tijdens onderzoek dat geheel of gedeeltelijk in Nederland plaatsvond, inclusief meldingen bij buitenlandse proefpersonen. Het is niet bekend hoeveel van deze voorvallen betrekking hadden op Nederlandse proefpersonen. Het overgrote deel van de meldingen had geen gevolgen voor de veiligheid van de proefpersonen of de voortgang van het onderzoek.

Slechts zeven van de meldingen vormden aanleiding om verder na te gaan of het voorval mogelijk gevolgen had voor de deelnemers aan het onderzoek.

Een geval betreft een studie naar de haalbaarheid van de toepassing van een elektromagnetisch navigatiesysteem voor de real-time locatie van de tumor tijdens een chirurgische verwijdering van de endeldarm bij patiënten waarbij deze ingreep gepland is. Eén van de deelnemers werd in het ziekenhuis opgenomen met krampende pijn in de onderbuik en een infectie die mogelijk samenhangt met een zeer verontreinigde darm tijdens de ingreep en de aanwezigheid van een zweer. Hierop werd besloten de scopie-procedure aan te passen. De patiënt is hersteld.

Bij drie studies werd de studie opgeschort of voortijdig beëindigd naar aanleiding van SAE-meldingen. Het eerste voorval betreft een studie naar een nieuwe behandeling met een klasse I medisch hulpmiddel (CE-gemarkeerd) voor het centraal slaap-apneusyndroom bij patiënten met hartfalen. In deze studie kregen twee deelnemers last van hartkloppingen, een onregelmatige hartslag en benauwdheid. Dit was aanleiding om de studie op te schorten. De studie is niet meer herstart en voortijdig beëindigd. De andere studie betreft een studie naar de effectiviteit van een klasse I medisch hulpmiddel (CE-gemarkeerd) voor de behandeling van knie-artrose. Bij één van de deelnemers brak de botpen af. Omdat de oorzaak daarvan onbekend was, is besloten de studie tijdelijk stil te leggen en de patiënten die behandeld waren met hetzelfde hulpmiddel extra te controleren. Nadat er aanpassingen in het protocol en de gebruiksaanwijzing zijn gemaakt is de studie weer herstart. De aanpassingen hadden betrekking op beperking keuze botpen, aanscherping van de controles, tussentijdse analyses en een technische aanpassing van het medische hulpmiddel. Er hebben zich geen voorvallen van het afbreken van de botpen meer voorgedaan. De derde studie onderzocht een nieuw medicijn tegen vasculaire ontstekingen. De studie werd voortijdig beëindigd op advies van de veiligheidscommissie. Aanleiding daarvoor was de melding van een anafylactische reactie bij één van de deelnemers van de studie waarbij een relatie met het toegediende product waarschijnlijk werd geacht. De patiënt is hersteld.

In twee andere studies werden de in- en exclusiecriteria aangepast vanwege een SAE-melding. De eerste studie was een onderzoek naar de effectiviteit van een nieuw geneesmiddel in de eerstelijns dan wel in de tweedelijns behandeling bij vrouwen met uitgezaaide, hormoongevoelige borstkanker. Eén van de deelnemers werd opgenomen vanwege een aandoening aan de lever en gal. Zij is kort daarna overleden vanwege progressie van de borstkanker. Er werd geen relatie gevonden met het toegediende product. De onderzoekers hebben wel een aanpassing in de inclusiecriteria gemaakt ten aanzien van de orgaan- en beenmergfunctie. De andere studie die leidde tot een aanpassing in de in- en exclusiecriteria was een onderzoek naar een combinatietherapie voor de behandeling van chronische inflammatoire demyeliniserende polyneuropathie (CIPD). De melding betrof een patiënt die met kortademigheid naar het ziekenhuis werd doorverwezen waar na onderzoek een longembolie werd waargenomen. De patiënt kon met de juiste medicatie nog dezelfde dag naar huis en is hersteld. De onderzoekers hebben een aanpassing gedaan in de exclusiecriteria van het onderzoek, zodat patiënten bekend met longembolie of andere diep-veneuze trombose worden uitgesloten van deelname.